Tandartstaal uitgelegd

Wat betekenen woorden die de tandarts vaak gebruikt?

Als je in de stoel van de tandarts ligt, kan je nog al eens vreemde taal voorbij horen komen. Tandartsen gebruiken bepaalde medische termen, waarvan je de betekenis waarschijnlijk niet kent. Eigenlijk is het niet zo lastig als het lijkt: cariës is bijvoorbeeld gewoon een gaatje. We vinden het belangrijk dat je je op je gemak voelt bij ons in de stoel en daarom leggen we de meest gebruikte tandartstaal aan je uit.

Afdruk: Een lepel met rubberachtige substantie, waarin gehapt moet worden. Hiermee kan een gipsafdruk van het gebit gemaakt worden.

Extractie: Het trekken en verwijderen van een tand of kies.

Cariës: Gaatjes.

Excaveren: Cariës in een tand of kies verwijderen, oftewel boren.

Paradontitis: Een ernstige ontsteking aan het tandvlees.

Fluorose: Witte vlekjes op tanden of kiezen, als gevolg van te veel fluoride.

Gingvia: Tandvlees.

Diasteem: Spleetje tussen de tanden.

Bruxisme: Tandenknarsen.

Tanderosie: Slijtage van het glazuur.

Dentine: Tandbeen.

Pocket: Ruimte tussen het tandvlees en de tand of kies, waar tandplak en tandsteen zich kunnen ophopen.

Endo: Wortelkanaalbehandeling.

Fluoride: Stof die tanden beschermt tegen gaatjes.

Glazuur: Harde buitenlaag rond de kroon van tanden en kiezen.

Kroon: Het zichtbare gedeelte van de tand of kies (dit woord wordt ook gebruikt voor de kunstmatige vervanging van een kroon).

Ortho: Beugelbehandeling.

Scalen: Tandsteen verwijderen.

We zullen er tijdens de behandeling altijd voor zorgen dat het voor jou duidelijk is wat we doen. Toch kan het voorkomen dat je ons met elkaar hoort praten en onbekende woorden hoort. Als je iets wilt weten, schroom dan niet om het aan de tandarts te vragen.